Tussen de schittering van stof en de kleuren van een droog land

Gepubliceerd op 10 juli 2022 om 15:57

Tot op het laatste moment onduidelijk of het door zou gaan, maar het lukte Ik mocht met Roel mee naar Kaapverdië. Ik was fresh off the plane uit Bulgarije, reed door naar huis, na een kwartier nieuwe spullen inpakken naar België, en toen in het volgende vliegtuig. Ik hou wel van die reuring en de excitement van elke dag iets nieuws. Om vijf uur die ochtend liepen we over Zaventem Airport, twaalf uur eerder had ik nog in een bed in een klein Bulgaars dorp gelegen. Mijn hart wil door, mijn voeten willen haast niet rusten, alles in mij heeft a wandering mind

Na een vlucht van zes uur op een nacht van anderhalf uur slaap kwamen we aan op Boa Vista en kort daarna op het eiland Sal. Ik had een paar uur in de cockpit gezeten en had genoten van het wonderlijke uitzicht over de wereld, dat je alleen vanuit een plek als een cockpit op deze manier kunt aanschouwen. We liepen de simpele aankomsthal in, kregen een stempel in ons paspoort en werden begroet door een vrolijke local die ons enthousiast "Hakuna Matata, enjoy your stay" toeriep. Buiten, in de extreme en klamme warmte te midden van een droge, dorre, stoffige woestenij, stond een TUI-busje in Volkswagenbus-stijl op ons te wachten, waarmee we in twintig minuten naar onze verblijfplaats werden gebracht.

Onderweg maakten we kennis met Sal, één van de Kaapverdische eilanden. Alles, en ik overdrijf niet, is kaal en droog. Zo ver je kunt kijken zie je zand, stof en steen. De enige bomen die er groeien zijn niet groter dan een gemiddelde Nederlander, en ze zijn niet vruchtbaar groen maar hebben een oude, doffe groentint aangenomen. Hun kale takken zijn met de wind vergroeid naar één van de zijkanten. Op een enkele rots of halfhoge berg na, is ook alles plat. Alleen rondom de kust is soms wat terrein, maar wanneer je zo over de enige 'snelweg' rijdt die het eiland bezit, lijkt de overwegende tendens toch vlak en kaal te zijn. Toch maakte het indruk, juist vanwege die intense droogte en die indrukwekkende leegte. Zoals stilte soms oorverdovend kan zijn, was deze leegte vol en vervullend. 

We verbleven met de crew op het Melia Llana Resort, in het zuidwesten van het eiland en niet ver van het tweede stadje van het eiland, Santa Maria. Het resort was een regelrechte oase in het dorre land wat we zojuist doorkruist hadden. Aan de weg stonden palmbomen, het enige soort boom dat hier eigenlijk groeit los van de halve struiken die ik eerder beschreef, binnen de compound is er zowaar gras (wat ook nog groen is) en alles is smetteloos wit, schoon en ruimtelijk. Een enorm contrast met het eiland zelf. Maar als je echt tot rust wilt komen, is zo'n resort een fantastische plek. Felblauwe zwembaden, groene grasperken, hier en daar wat bloemetjes, pool bars en restaurants waar je gratis en onbeperkt kunt eten, parasols en ligbedden voor ieders gebruik, en dit specifieke resort had ook nog een opening naar het strand aan de Atlantische Oceaan. Twee lieflijke, afgebakende baaitjes met ultrazacht en licht zand, waarboven het zeewater lichtblauw schitterde en golfde. 

We gebruikten die eerste dag om even bij te komen van de korte nacht en de lange reisdag. We vielen in slaap onder een donkere avondhemel gevuld met felle sterren, en werden wakker in een wereld waar wolken de zon weer achter hun wollige ruggen verstopten. Dat, plus de harde wind, maakte de warmte dragelijk.

We gingen die dag met de hele crew een tour over het eiland maken met een privégids in een rammelend busje. Van negen uur 's ochtends tot drie uur die middag zagen we heel Sal van top tot teen; alles wat worth seeing was, werd door ons bezocht. In het vaalgrijze busje reden we eerst richting het zuiden, naar Santa Maria. De eerste kleurrijke en toch stoffige huisjes doemden voor onze ogen op. Net buiten het stadje lag een kleine zoutvlakte. Het leek van verder een beetje op sneeuw en ijs. In je hand zijn het net grove zoutkorrels, maar zo smaken ze nog niet; er moeten nog wat stoffen worden toegevoegd voordat het klaar is voor consumptie.

De volgende stop was het kleine plaatsje Murdeira, aan de westkant van het eiland. We wandelden hier langs de rustige baai, richting de rotsachtige kust waar het water van de oceaan onrustig tegen de stenen aan sloeg. Een oude man verkocht schelpenhangertjes en armbandjes, die hij in het warme zand had uitgestald. Er liep een zwerfhondje met ons mee, vanaf het busje tot het water en weer terug. Nog steeds was de hemel grijs en grauw, maar dat gaf niet; de kleuren van het eiland, of het er nu veel of weinig waren, hadden geen zonlicht nodig om onze belangstelling te vangen.

Aan de oostkant van het eiland, waar we na Murdeira naartoe reden, staat verzameling zanderige hutjes aan een stukje strand waar je babyhaaien (en ook wat grotere haaien) kunt zien. Je betaalt voor waterschoenen en loopt kniehoog het water in en inderdaad, daar komen ze. Ze schuren met hun ruwe huid langs je benen en zijn zo snel als de wind. De guides gebruiken een flesje met een bepaalde vloeistof om de haaitjes te lokken en al snel zwermen ze als muggen om je heen. En verderop zigzagt een grote vin door het water, maar de haai die eronder zwemt, durft niet dichterbij te komen.

Niet ver daarvandaan, via een route langs de kust waar je de dikke schuimkoppen op de golven ver het strand op ziet komen, ligt de grootste zoutmijn van het eiland: de zoutmijn van Salinas. De vlaktes strekken zich ver uit in deze enorme krater, omringd door droog en dof zand en stof, de keien en de rotsen. Het geschut waarmee het gewonnen zout vroeger werd vervoerd, staat nog overeind. Tegenwoordig verdient men hier meer aan toerisme dan aan zout: voor vijf euro kun je in het zoute water drijven (water dat voor 26% uit zout bestaat). Voor 1 kilo zout krijg je slechts 37 cent. Het is wel duidelijk naar welk verdienmodel de logische voorkeur uitgaat.

Hier stonden we stil, op een hoge, brede rots met uitzicht op de mijn; een steenachtige vlakte achter ons, met een paar zeldzame bergen op de achtergrond. Schuif één keer met je witte sneakers over de grond en je ziet het droge, bruine stof zich aan ze hechten. De weidsheid van de wereld was indrukwekkend vanaf dit plekje op de wereld. 

In het prachtige stadje Espargos, het grootste van Sal, aten we lunch met elkaar in een gebouwtje dat behalve een Coca-Cola bord net zo goed een normaal woonhuis had kunnen zijn in plaats van een restaurant. Het mooiste van deze plek vond ik de vele verschillende kleuren, de warme, haast verzengend hete sfeer, en de combinatie van die beiden. Op de platte daken van de huizen hing was te drogen. Er was geen enkele symmetrie wat bouwstijl- en plek betreft. Daarom was alles totaal anders dat wat je een paar seconden eerder zag. Op meerdere muren zijn prachtige plaatjes geschilderd, zoals een best wel hip ‘take-away’-themed kunstwerk. Dit zijn de mooiere, betere plekken van de stad. Slechts enkele kilometers verder ligt namelijk de shanty town. Een verzameling hutjes, gemaakt van stukken plastic, hout, soms wat steen, op een grote, dorre zandvlakte met hier en daar een kale boom die door de harde wind schuingegroeid is. Mensen die onder het minimumloon verdienen en zich dus geen appartement kunnen veroorloven (wat hier op z’n goedkoopst 150 euro per maand kost), wonen op deze plek. Een meisje slenterde op slippers door het hete stof. Een jongetje verzamelde stenen onder één van de geelbruine boompjes. Het is ongelofelijk, te bedenken dat mensen hier hun leven leiden. Wat zijn de verschillen in de wereld onwaarschijnlijk groot.

Na de lunch reden we over de dorre zandvlaktes, waar we zo nu en dan stopten voor zicht op een echte oase, richting Buracona, in het noordwesten van het eiland. Het noorden van Sal is eigenlijk niet meer dan dit: rotsen, stenen, stof en zand, en alles in deze onvruchtbare kleuren. Het land is hier te droog voor landbouw, het regent slechts één of twee keer per jaar. En dus is alles droog.

Ten zuiden van Buracona en de dorre vlaktes ligt een kleurrijk stadje: Palmeira. Alles wat het voorgaande niet heeft of is, wordt belichaamd in dit dorp. Levendig, kleurrijk en gezellig. Een wereld van verschil met het woestijnachtige tafereel van eerder op de middag. Palmeira is een dorp waar vol overgave geleefd wordt; waar tientallen kindjes op het strand spelen, zonder angst in de oceaan springen, joelend door de naar vis ruikende haven rennen. Het is duidelijk dat ze zich hier helemaal thuis voelen. Er is een schitterend souvenirwinkeltje, eigenlijk meer een soort kamertje in een klein cafeetje met een laag plafond, mannen die gepassioneerd een spel met kraken spelen aan een lage tafel en een klein barretje met allerlei lokale dranken. Dit alles bevindt zich op zeker niet meer dan 25 vierkante meter. De buitenmuren zijn deels beschilderd, deels gebarricadeerd met gekleurde pallets. Het is als een stukje hip Rotterdam, maar dan niet nagebootst maar echt. 

Het was een enerverende dag en we waren blij dat we die middag even bij konden komen van alles wat we hadden gezien. We beseften ook wat een luxe dat was: mensen die hier leven, kunnen geen 'pauze' nemen van hun leven. Tegelijkertijd zijn wij eigenlijk ook heel verwend; mensen zijn hier in de meeste gevallen tevreden met wat ze hebben, al is het misschien niet veel. 

Die avond trokken we met elkaar naar Santa Maria, waar we uit eten gingen in het restaurant van hotel Odja. Dit restaurant is bijzonder, omdat het een buitenterras heeft wat boven de oceaan zweeft, als een soort intense boomhut maar dan niet boven de grond, maar boven de golven. Een tafel vol seafood, het geluid van de golven om je heen, muziek en licht, sterren aan de donkere hemel: het zijn deze momenten waarop ik me afvraag hoe het mogelijk is dat de God die dit allemaal bedacht mijn naam kent. Maar het is echt waar en hoe meer ik van de wereld zie - hoe meer ik van Hem zie - the more grateful and in awe I am.

De volgende dag waren de wolken weg en was de hitte dus intenser. We besloten het, nadat ik de ochtend vanuit huis (ofwel hotel) gewerkt had, rustig aan te doen. We lunchten in de pool bar, lagen aan het strand, speelden beach volleybal met elkaar, lagen te lezen in strandstoelen op een bijna leeg strand, en na al onze sportieve inspanningen renden we uitgelaten met elkaar het heerlijk verkoelende zeewater in onder een hemel die fel verlicht werd door de ondergaande zon. 

Het was puur geluk, deze namiddag. Lauwwarme zomerlucht om je heen, het zachte geluid van het klotsende water, een mooie hemel boven je en zacht zand onder je, fijne mensen om leuke dingen mee te doen en vooral: zoveel tijd samen met Roel in dit prachtige land.

Een nieuwe dag brak aan, de warmte keerde terug en de strakblauwe hemel ook. Die middag namen we een blauwgele taxi naar Santa Maria, het stadje wat we alleen nog op doorreis hadden gezien tijdens de tour en in de avond toen we uit eten gingen. Bij daglicht bleek het een bruisend toeristisch stadje te zijn, maar wel nog steeds authentiek en vol van lokaal leven. We bezochten de bekende, donker houten pier met grote kieren tussen de planken, haast groot genoeg om met je voet in vast te komen zitten. Aan deze pier komen de vrolijk gekleurde vissersbootjes aan met hun vangsten, die ter plekke worden geveld, gevild en gesneden. Het water, zeker op zo'n heldere dag, is strakblauw en haast paradijselijk van kleur. Overal hoor je het gekwetter van de mensen die onder parasols en tussen plastic bakken vis bereiden. In de met water gevulde bakken liggen vissen in een licht rode vloeistof. Enigszins luguber, zeker. Maar indrukwekkend? Dat ook!

In één van de straatjes stonden allerlei kraampjes waar souvenirs verkocht konden worden. Hier spendeerden we veel tijd met lokale verkopers, spelletjes spelend en hun merchandise bewonderend. Souvenirs kopen vind ik heerlijk; souvenirs mee naar huis nemen om aan anderen te geven, maakt het vertrekken makkelijker. Ik genoot van het gevarieerde aanbod van magneten, armbandjes, hout- en schelpwerk en nog zoveel meer. 

We zagen een mooi, wit kerkje met roze bloemen in de groene bosjes eromheen. Een vaal wit, plat gebouwtje waar met grote letters 'souvenirs' op geschilderd stond. Een winkeltje, fel beschilderd in allerlei kleuren, dat als thema overduidelijk 'no stress' had. Ik realiseerde me hoe kort het had geduurd voordat ik gewend was aan de nieuwe omgeving, en hoe ik me hier nooit mijn eigen rijtjeshuis voor zou kunnen stellen. Hoe groot zijn de verschillen op deze aarde, en wat een zegening als je ze mag aanschouwen, bewonderen, ervan mag leren. 

We hadden bedacht om vanuit Santa Maria naar het strand te lopen en dan over het strand terug naar het resort. Dit duurde natuurlijk langer dan wij in ons optimisme bedacht hadden. De etappe van Santa Maria naar het strand voerde over de hete autowegen, langs vervallen woonwijken in de stoffige warmte, over een heuse zandvlakte waar de warmte nog intenser leek op te stijgen. Maar daar waren de schuimkoppen op de blauwe golven, die verleidelijker dan ooit leken, achter een licht zandstrand waar rijen palmbomen als verwelkomende waaiers op ons stonden te wachten. We sleepten strandstoelen naar het puntje van de branding en renden het water in, waar de verkoelende golven ons opvingen in een koude omhelzing. Dit stuk strand had geen golfbrekers en dus lieten we ons regelmatig meedrijven in de koelte van het water en de vrij hoge golven. 

We liepen over het strand helemaal terug naar het resort. Een vermoeiende en hete route maar we kwamen er, terwijl we onderweg als op een soort treasure hunt mooie schelpjes oppakten uit het warme zand. Op blote voeten trotseerden we de lange stukken rotsachtige woestijn, wisselden het af met een stuk branding waar de oceaan onze warme voeten schoonspoelde. 

Moe maar voldaan van deze uitputtingstocht streken we neer in de pool bar, waar we hongerig onze lunch verorberden. Om al het zand en stof weg te spoelen, doken we nog even in het uitnodigende blauwe zwembad. Het fijne van een resort is dat je je ook vrij voelt om je even terug te trekken, gewoon even niet te doen. Op reis heb ik daar altijd moeite mee. Ik wil het liefst door, meer zien en meer doen. Maar in een warm land voel je soms opeens ook de noodzaak van niets doen, in plaats van altijd te leven op de noodzaak van het nieuwe, het andere en het veranderende. 

Op de laatste avond dineerden we met elkaar in het Italiaanse restaurant op het resort. Terwijl de zon achter ons onderging in de oceaan, geherbergd door een kunstige hemel waarin rood, geel, oranje, roze, blauw en paars met elkaar verweven waren, genoten we van onze pasta's en pizza's. Langzaamaan verschenen de sterren aan de hemel. Het was een avond om niet te gaan slapen. 

De laatste ochtend. Een babyblauwe ochtendhemel omlijstte de witte huisjes aan de overkant van de straat, waar we vanaf onze balkons uitzicht op hadden. Het was een prachtige dag, het water in het zwembad was blauwer dan ooit, de palmbomen groener dan voorheen. Ergens maakte dat het afscheid makkelijker; onze laatste blik op deze zo vertrouwd geraakte dingen was oneindig mooi, en de herinneringen ook. 

Met hetzelfde busje reden we terug naar de luchthaven van Sal, midden in die inmiddels zo bekende woestenij, maar vandaag onder een blauwe hemel in plaats van een grijs wolkendek. De wereld was nu kleurrijker dan eerder, want de stenen glansden en het stof schitterde in het zonlicht. 

We hadden dit stuk van de wereld voor even door een vergrootglas mogen bekijken. Nu strekte ze zich weer uit onder de vliegtuigvleugels. En diezelfde vleugels zouden ons naar een volgend avontuur brengen.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.